De bedevaart van Kevelaer vindt jaarlijks plaats in de maand augustus
In Nederland en België is Kevelaer vooral bekend als Maria-bedevaartsoord. Sinds 1642 wordt er in het plaatsje een als wonderbaarlijk beschouwde afbeelding van de Maagd Maria vereerd. Veel katholieken pelgrimeren jaarlijks naar dit genadebeeld, dat in Latijn bekendstaat als de Consolatrix Afflictorum, ofwel de “Troosteres der Bedroefden”.
De marskramer Hendrick Busman (1607-1649) zou van de Maagd zelf tot driemaal toe de opdracht hebben gekregen een kapelletje voor haar te bouwen. Hij gaf hieraan gehoor op 1 juni 1642 toen hij op het kruispunt van de weg Geldern/Kleef in de Kevelaerer Heide bij het hagelkruis stond, waar hij bij herhaling de opdracht kreeg. Algauw kwamen er pelgrims en werden er genezingen gemeld. In 1647 erkende de Kerk acht van deze genezingen als wonderbaarlijk, tijdens een synode in Venlo, gehouden in het klooster ter Weide.
In 1645-47 werd een bedevaartskerk gebouwd, de huidige Kaarsenkapel. In 1654 werd om de bidzuil een barokke koepelkapel gebouwd, de genadekapel. De grote Mariabasiliek verrees in de 19e eeuw en werd in 1923 tot basiliek verheven.
Kevelaer speelde een bijzondere rol voor de Nederlandse katholieken in het protestantse noorden waar alle katholieke geloofsuitingen verboden waren. Zij konden in Kevelaer in het openbaar hun geloof uitoefenen, want in het koninkrijk Pruisen bestond wel godsdienstvrijheid. Naast Heiloo, Maastricht en ‘s-Hertogenbosch is Kevelaer nog steeds één van de belangrijkste pelgrimsoorden voor Nederlandse katholieken.