AANVULLING:  DE OERGESCHIEDENIS DER MENSHEID

Schepping, Zondeval en Zondvloed

De aarde werd beschouwd als het middelpunt van de wereld. Men stelde zich de aarde voor als een platte ronde schijf, drijvend op een grote oceaan of wereldzee en ondersteund door stevige zuilen om niet te wankelen.
Boven de aarde.was een vaste koepel gespannen, de hemel, ook uitspansel of firmament genaamd, steunend op de toppen van- hoge bergen aan de grenzen der aarde. En boven dat hemelgewelf was de woning der godheid.
Zon, maan en sterren waren als lampen aan dat gewelf bevestigd. Daarboven was ook nog een massa water, dat door sluizen werd neergelaten als regen.
Midden in de aarde dacht men zich de onderwereld of scheol, het duistere land van de dood.

Jahweh, mijn God, hoog zijt Gij verheven,
Gij hebt U met glorie en luister omkleed!
Gij spant de hemelen uit als een tent,
En legt op de wateren Uw opperzalen. Ps. 104, 1-2.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (41)