7. Josef naar Egypte gevoerd

“God heeft mij vooruit gezonden om uw leven te redden” Gen. 45, 5.

1. De wonderbare leiding der Voorzienigheid.
De mens wikt, maar God beschikt! Wij maken wel mooie toekomstidealen, maar dikwijls loopt het anders dan wij ons voorgesteld hadden. Dat komt omdat God ons leven leidt, en Hij weet veel beter wat goed voor ons is dan wijzelf. Hij heeft voor ieder van ons een bepaalde levenstaak vastgesteld, om daardoor onszelf en anderen gelukkig te maken. “De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel”.
In zijn wereldplan heeft God ook de zonden en het lijden van de mensen ingeschakeld; ook die weet Hij ten goede te leiden. Dat blijkt heel duidelijk uit het leven van Josef.
Zijn jeugdige eerzucht en de afgunst van zijn broers brachten hem in slavernij en gevangenschap in Egypte. Daarmee had God een bedoeling: door vernedering moest hij gelouterd worden en daarna verheven worden tot een hoge waardigheid, om dan een plaats te bereiden voor zijn hele familie.

2. God bereikt zijn doel langs omwegen.
De zoons van Jakob zwierven met hun kudden door het hele land en moesten wel met inheemse meisjes trouwen. Zo ontstond er gevaar voor vermenging met de heidense Kanaänieten en dus voor afval van het geloof. Daarom wilde God ze eerst enige eeuwen afzonderen in een vreemd land, waar ze zouden uitgroeien tot een apart volk, en ze dan weer terugvoeren naar Kanaän. Dat zou tevens een grote voorafbeelding worden van de verlossing der mensheid.
Daarom had God Josef vooruit gezonden, als een werktuig in zijn hand, om de komst van heel Israël voor te bereiden. Zelf zag hij dat later heel goed in; dat blijkt uit zijn gezegde: “Niet gij hebt mij hierheen gezonden, maar God zelf.”

3. God beheerst ook alle omstandigheden.
Grote herdersstammen uit Azië (Hyksos) hadden rond 1700 v. Chr. met hun strijdwagens het rijke Egypte veroverd. Anderhalve eeuw hielden zij het land bezet. De nieuwe farao’s waren dus Aziaten en Semieten, evenals de Israëlieten. Daardoor kon Josef gemakkelijk in de gunst komen aan het hof en zou ook zijn familie gunstig ontvangen worden.
Zonder het te weten of te willen, werkten alle volken mee aan Gods Heilsplan. En zelfs de redeloze natuur: droogte en hongersnood brachten Josef aan de macht, en diezelfde oorzaken dwongen zijn familie om naar Egypte te gaan.

4. Egypte, het geschenk van de Nijl.
Reeds 3000 jaar vóór Chr. was er langs de Nijl een sterke staat ontstaan met Memfis óf Thebe als hoofdstad. Het volk woonde in de smalle strook van dal en delta, omringd en beschermd door woestijnen. De jaarlijkse overstromingen, door kanalen en dijken geregeld, lieten een vruchtbare kleilaag achter, en de hete zon maakte zelfs twee oogsten per jaar mogelijk. Maar bleef de overstroming enige jaren achterwege, dan brak er verschrikkelijke hongersnood uit. .
Door die vruchtbaarheid en de staatkundige rust bloeide er een hoge beschaving. Van de rivierklei werden tichelstenen gebakken voor grote bouwwerken: paleizen, vestingen en tempels. Ook beeldhouwkunst, wiskunde en geneeskunde bloeiden er. Hier werd het eerste schrift uitgevonden (hiëroglyfen), en het eerste papier gemaakt uit een waterplant, papyrus.

5. De godsdienst van Egypte.
Ook hier was het volk godsdienstig, maar afgodisch. Gunstige natuurkrachten werden als goden vereerd, vooral de zon Ra of Amon, god van ’t leven, de aarde Isis, de Nijl Osiris; verder een hele reeks dieren, o.a. de stier Apis, kat en krokodil. Men geloofde ook in een gelukkig hiernamaals, vereerde de doden, balsemde de lijken en bouwde piramiden. Sommige godsdienstige gebruiken werden later door Moses in zijn Wet overgenomen.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (8)