5. De tweede Aartsvader: Isaäk

“Vestig u in dit land en Ik zal met u zijn” Gen 2, 3.

1. Het huwelijk van Isaäk met Rebekka.
Goede ouders maken zich zorgen over het huwelijk van hun kinderen, omdat daarvan dikwijls hun geloof en hun geluk afhangt. Zo was Abraham bezorgd over de toekomst van Isaäk, de zoon der belofte, die het ware geloof moest handhaven.
Isaäk mocht geen inheems meisje trouwen om het gevaar voor heidense vermenging. De trouwe Eliëzer (God helpt) moest er een zoeken bij de familie in Charan, ruim 1000 km ver. Die hadden ook niet het ware geloof, maar zo’n meisje zou wellicht de godsdienst van het kamp overnemen.
Het godsvertrouwen van Abraham en zijn slaaf werd heerlijk beloond. Rebekka bleek een “sterke” vrouw te zijn, die de zeden van de stam hoog hield. Zij kreeg een tweeling: Esau en Jakob.

2. Eerstgeboorterecht en vaderzegen.
Volgens oosters recht ontving de oudste zoon een bijzondere zegen van de vader en een dubbel erfdeel. Hij werd ook hoofd en priester van de familie. Bij de patriarchen zouden ook de heilsbeloften op de oudste zoon overgaan. Daarom juist was Abraham zo bezorgd over Isaäk. God bevestigde dan ook zijn beloften aan Isaäk (Gen. 26).
De eerstgeborene van Isaäk was Esau, maar God had niet hem, maar Jakob uitverkoren tot stamvader. Deze had het heus niet verdiend hij ontfutselde zijn broer het eerstgeboorterecht en bedroog – op raad van moeder – zijn oude blinde vader, om diens zegen en daardoor ook Gods zegen te verwerven. Het was dus louter goddelijke gunst of genade, dat hij tot erfgenaam der beloften werd uitverkoren.

3. Het beloofde land, Kanaän of Palestina.
Isaäk is op Gods bevel heel zijn leven in het land gebleven. Als je het landkaartje bekijkt, zie je, dat Kanaän als een bufferstaat tussen Mesopotamië en Egypte ligt. Om beurten werd het door die grootmachten overheerst en beïnvloed., Het was een kruispunt van karavaan- of handelswegen en een trefpunt van de grote beschavingen. In Gods Heilsplan moest dat land het uitgangspunt worden van de ware godsdienst.
Kanaän was iets kleiner dan ons land, maar erg bergachtig: aan weerszijden van de Jordaan loopt, een lange bergketen. Toch was het vruchtbaar, vooral de vlakten langs de zee en de Kisjon. De Bijbel noemt het “druipend van melk en honing”.

4. De godsdienst der bevolking.
Er woonden in Kanaän verschillende kleine stammen met eigen koninkjes. De bewoners waren meest landbouwers en daarom aanbaden zij vooral de god der vruchtbaarheid, Báal, en ook de godin der liefde, Astarte. Soms werden zelfs mensenoffers gebracht aan Molok.
In huis werden kleine afgodsbeeldjes bewaard en vereerd; bij opgravingen komen er vele tevoorschijn. Te midden van die afgoderij bleven de aartsvaders trouw aan de éne ware God. Dat geloof was toen enig in de wereld en is alleen door Gods Openbaring te verklaren.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (6)