45. Nabeschouwing over het Oude Testament
“Christus is dezelfde in verleden, heden en in eeuwigheid” Hebr. 13, 18.
1. Een voorbereiding op Christus.
De woorden Testament en Verbond worden meestal door elkaar gebruikt, hoewel er een klein verschil van betekenis in ligt. Verbond betekent een wederzijdse overeenkomst tussen twee partijen, Testament een eenzijdige wilsbeschikking. Wat in de Bijbel behandeld wordt, houdt het midden tussen beide: het is een Vrije genadedaad van God, die door de mensen wordt beantwoord.
Met “geschiedenis” kunnen we twee dingen bedoelen: een reeks van feiten, instellingen en personen, die er geweest zijn, of een wetenschap, de kennis van die werkelijkheid, en de boeken, die daarover geschreven zijn.
Onder het Oude Verbond of Testament verstaan we zowel de werkelijkheid van Gods openbaring als de beschrijving daarvan in de H. Schrift. De feiten zijn er eerder dan de boeken: eerst vormde God zich een volk en als vrucht van die goddelijke inwerking groeide in de schoot van dat volk de H. Schrift. (Vgl. blz. 8).
In beide betekenissen is het O.T. een voorbereiding op Christus: eerst door Hem uit te beelden in gebeurtenissen en personen, daarna door Hem te voorspellen in gezegden en geschriften. Het Oude Verbond bereidt • echter niet enkel op de persóón van Christus voor, maar op het gehele messiaanse Heil, waarvan Hij het middelpunt en de middelaar is. (Verbum, nov. 1955.)
2. Voorbereiding door voorafbeelding: schemering.
De uitvoering van Gods eeuwig Heilsgeheim begon bij Abraham. Door Gods roeping en Belofte en Abrahams geloof ontstond er tussen beide een persoonlijke verhouding van vriendschap.
Na de Uittocht of redding uit Egypte onder Moses werd plechtig een Verbond gesloten tussen Jahweh en Israël, zijn volk.
In het beloofde land werd die liefdesverhouding bekroond door de zegening van de Theokratie, het Koninkrijk van David.
Het Monotheïsme, geboren en gegroeid door de Belofte, gevormd en belichaamd in Verbond en Wet, werd bezegeld en tenvolle beleefd in de Theokratie. In het koninkrijk, rond Jahwehs tempel en gezalfde schenen alle beloften vervuld (blz. 61).
Maar Gods Belofte overtrof dat alles en bedoelde een veel heerlijker Heil. De stoffelijke vervulling ervan in de duizend-jarige opgang van Israël was slechts een voorafbeelding van de geestelijke vervulling in een nieuw Godsrijk.
Om de ontrouw van koning en volk werd het oude rijk afgebroken, maar onder die wereldse neergang voltrok zich een geestelijke opgang bij de kern of “de rest” van het volk, onder invloed van de profeten, die allen rond de ballingschap optraden.
3. Voorbereiding door voorspelling: dageraad.
Verlicht door Gods geest ontwaarden de profeten in het verleden van Israël een voorafbeelding van de toekomst, die zij allengs duidelijker gingen voorspellen (blz. 83-84).
In samenhang met de perioden van Israëls neergang onderscheiden we een ontwikkeling van de profetie in vier geledingen:
a) Tijdens de glorietijd van het davidisch koninkrijk werd een bestendiging daarvan voorspeld, vooral door Natan en in de psalmen.
Het zou een eeuwig Godsrijk worden, bestuurd door de “Zoon van David” in wiens hand het heil van het volk ligt.
b) In het tijdperk van verval voorspelden de profeten straf en redding, afbraak van het oude rijk en heropbouw op hoger plan in een geestelijk rijk voor de rest van Israël, onder leiding van de Emmanuel, “God-met-ons”, op wie Jahwehs geest zou rusten.
c) In de ballingschap ging men beseffen, dat Jahweh over alle volken heerst en dat het godsdienstig herstel belichaamd zou worden in een universeel rijk met Sion als middelpunt. De Messias zou als lijdende “Knecht van Jahweh” alle mensen verlossen.
d) Na de ballingschap wordt in Daniël en in niet-Bijbelse geschriften de redder verwacht uit de hemel, komend op de wolken. Hij zou de aardse rijken vernietigen en een hemels rijk stichten als de “Mensenzoon”, voor de heiligen van de Allerhoogste.
4. Het Messianisme in de volheid der tijden.
Zo is uit het Monotheïsme door de profeten het Messianisme ontwikkeld, de verwachting van een Messias, die alle heilsdaden van God op een hoger plan zou herhalen. Door een nieuwe Belofte zou Hij heel de mensheid roepen, in een nieuw Verbond alle volken verlossen, in een nieuw Godsrijk alle geslachten zegenen, een eeuwig, geestelijk, algemeen en hemels rijk.
Maar de schriftgeleerden konden de voorspellingen niet met elkaar in overeenstemming brengen. Zo ontstond naast het profetisch een rabbinistisch Messianisme, dat een bevrijder verwachtte, die met hemels geweld het aardse koninkrijk zou herstellen.
De volheid der tijden was aangebroken: de wereld was rijp voor de Verlossing. Het heidendom dat door de vermenging van allerlei godsdiensten afgetakeld was, kon de mensheid niet meer bevredigen. Ook bij de heidenen was iets doorgedrongen van het joodse heilsverlangen. De geestelijke nood der mensheid vroeg om een bovenmenselijke uitkomst; de zon der gerechtigheid zou opgaan om allen te verlichten:
Mijn ogen hebben Uw Heil aanschouwd, (Christus)
Dat Gij bereid hebt voor het oog aller volken:
Een licht, tot verlichting der heidenen,
En tot luister van Israël, Uw volk. Lk. 2, 30-32.