39. Godsdienstoorlog der Makkabeeën

“Ik en mijn zonen blijven trouw aan het verbond der vaderen” 1 Makk. 2, 20.

1. Het probleem van aanpassing of verzet.
De katholieke Kerk staat dikwijls voor de vraag, of zij met een moderne stroming mee moet gaan of zich ertegen verzetten moet. Denk maar aan het socialisme, dat een betere verdeling van de aardse goederen nastreeft. Dat is goed, maar men laat de godsdienst erbuiten, en dat is verkeerd.
Het oude Israël stond tegenover het Hellenisme voor dezelfde vraag. Kon men het goede van de Griekse beschaving overnemen zonder in heidense dwalingen te vervallen? Waar lag de grens tussen beide? “Of moest men, om de godsdienst zuiver te houden, de hele beschaving verwerpen?”
Daardoor ontstonden in Jeruzalem twee partijen. Deftige families en zelfs priesters vonden, dat men de Griekse beschaving moest overnemen en die ouderwetse joodse gebruiken moest afschaffen. Dat was de vooruitstrevende, hellenistische partij. Maar de schriftgeleerden en hun volgelingen vreesden, dat met die Griekse taal, kleding en sport, ook de heidense geest zou doordringen, vooral onder de jeugd, en dat het op geloofsafval zou uitlopen. Dat was de behoudsgezinde, wetsgetrouwe partij.

2. De eerste godsdienstoorlog der geschiedenis.
Toen de vrome hogepriester Onias door Antiochus was afgezet en vervangen door een Syrisch-gezinde, bereikte de vervolging het hoogtepunt. Vele trouwe Joden trokken weg naar de bergen en daar ontbrandde de eerste godsdienstoorlog.
De aanvoerders waren Mattatias en zijn vijf zonen, die Makkabeeën (= hamers) genoemd werden. Na een heldhaftige strijd van dertig jaar behaalden zij de eindoverwinning, die bekroond werd met de onafhankelijkheid van de joodse Kerk-staat. Sindsdien kwam er bij de Joden geen afgoderij meer voor.
Na de beroemde Judas volgde zijn broer Jonatan op, die tevens hogepriester werd, en daarna Simon, die bovendien als vorst erkend werd. Met hem begon de dynastie der Hasmoneeën.
Weer had God het Monotheïsme gered en een nieuwe stoot gegeven aan het Messianisme: “Hij kastijdt zijn volk wel met rampen, maar onttrekt ons zijn barmhartigheid niet”. 2 Makk. 6, 16.
Het joodse verzet is in de twee boeken der Makkabeeën onafhankelijk van elkaar beschreven, met het doel aan te tonen, hoe de trouwe Joden op bijzondere wijze door God geholpen zijn. Beide boeken zijn door de katholieke Kerk als canoniek erkend en vormen de laatste historische boeken van het O.T.

3. Het Hellenisme in de diaspora.
Buiten Palestina was de verhouding tussen Jodendom en Hellenisme veel gunstiger. De Joden spraken natuurlijk de taal van het land waar ze woonden. En toen het Grieks de algemene voertaal werd, ongeveer zoals het Engels in onze tijd, gingen ook de Joden Grieks spreken, en mét de taal namen zij veel van de hellenistische beschaving over.
Toch bleven de meeste Joden in het buitenland trouw aan hun godsdienst, die daar niet onderdrukt werd. In hun synagogen werden de Wet en de Profeten nog lang in het Hebreeuws voorgelezen, maar toen de meesten hun moedertaal niet meer verstonden, ging men de H. Schrift in het Grieks vertalen.

4. De eerste Griekse Bijbelvertaling.
Dit grote werk kwam tot stand van ongeveer 250 tot 100 jaar .vóór Christus, en wel te Alexandrië in Egypte, het centrum van joodse wetenschap en beschaving. Zij werd de Septuagint genoemd, omdat ze volgens een legende door 72 man in 72 dagen voltooid zou zijn. Toen konden ook de heidenen gemakkelijk kennis maken met de joodse godsdienst en Messiasverwachting.
Zes boeken van die Septuagint werden door de Joden van Palestina later niet als bijbels erkend, nl. Tobias, Judit, 1 & 2 Makkabeeën, de Wijsheid van Salomon en de Wijsheid van Jesus Sirach (= Ecclesiasticus, kerkboek).
De katholieke Kerk beschouwt die boeken wel als geïnspireerd en canoniek, maar de protestante kerken niet. Vandaar het verschil tussen de katholieke en protestante Bijbel. Het boek der Wijsheid, op naam van Salomon, werd pas in de eerste eeuw vóór Christus geschreven, rechtstreeks in het Grieks. Met “wijsheid” bedoelde men een verstandig leven in de vreze des Heren. Dit was het laatste boek van het Oude Testament en het benadert reeds de vrome geest van het Nieuwe Testament.
Bemint de gerechtigheid, gij heersers der aarde:
Houdt de Heer voor ogen in rechtschapenheid,
En zoekt Hem in oprechtheid des harten. Wijsh. 1, 1.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (40)