3. De geboorte en jeugd van Jezus

“Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” Jo. 1, 14.

1. De menswording van Gods Zoon.
Keizer Augustus (= verhevene, goddelijke) had het Romeinse rijk tot een sterke eenheid gemaakt en “vrede op aarde” gebracht. Daarom werd hij als een godheid en “verlosser” vereerd en zijn geboorte een “blijde boodschap” genoemd. Maar het was slechts een uiterlijke vrede, steunend op macht en geweld.
Daartegenover stelt Lukas de ware blijde boodschap: de geboorte van de echte Verlosser, Heiland of Messias, Jezus, die werkelijk God is, en voor wie de engelen zongen: “Glorie aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil”.
Ware vrede, geluk of heil, is voor de mensen niet mogelijk zonder herstel van Gods eer, want ons heil is een deelgenootschap aan Gods heerlijkheid. Daarom is eerst verzoening nodig tussen God en de mensen.
Het heil is bestemd voor alle mensen van goede wil, voor allen, die zich in geloof aan God overgeven. Eerst kwamen bij Jezus de herders als vertegenwoordigers van het uitverkoren volk en daarna de wijzen uit het oosten als vertegenwoordigers van de heidenen.

2. De christelijke jaartelling of tijdrekening.
De volkeren der oudheid hadden verschillende jaartellingen. Meestal werden ze berekend naar de regering van een keizer, koning of consul. In Rome kende men ook een telling vanaf de (legendarische) stichting der stad.
De christelijke jaartelling is pas vijf eeuwen na Christus’ geboorte door de Paus ingevoerd. Zij werd ontworpen door een Scytische monnik, die in Rome verbleef, abt Dionysius de Kleine. Het was toen 1285 jaar na de stichting van Rome en hij berekende, dat Jezus 754 jaar na die stichting geboren was. Daarom werd het volgende jaar 532 na Christus’ geboorte genoemd.
Later is gebleken, dat Dionysius zich enige jaren vergist heeft. Waarschijnlijk is Jezus zes jaar eerder geboren en in het jaar 30 gestorven, zodat Hij 36 jaar op aarde geleefd heeft.

3. De indeling van het Nieuwe Testament.
Wij hebben de tijd van David tot Christus de Dageraad des Heils genoemd, omdat zijn komst toen door de profeten voorspeld werd. Maar we kunnen ook, zoals ons bijbeltje doet, alleen de laatste voorbereiding van de verlossing de Dageraad des Heils noemen, dus alleen Christus’ geboorte en jeugd.
Het openbare leven van. Jezus verdelen we in twee tijdvakken: het Galilese tijdvak van anderhalf jaar ofwel Jezus’ opgang, en het Judese-Jeruzalemse tijdvak van negen maanden, zijn neergang.
Evenals in Israëls geschiedenis zien we ook in Jezus’ leven een opgang en neergang, maar zijn ondergang of dood betekende geen einde, maar het begin van een nieuw en eeuwig leven. En dóór Hem verrees óók het oude Israël, in de H. Kerk.
Daarom volgt nog een derde hoofdstuk: over de Kerk van Christus, voor zover beschreven in de Handelingen der Apostelen.

4..Jezus’ leven was een offergang.
Door de menswording van Gods Zoon werd een brug geslagen tussen hemel en aarde. In Jezus werd de menselijke natuur met God verbonden en heel de mensheid geroepen tot een leven in vrede met de hemelse Vader; de grondslag voor een nieuw godsvolk was gelegd. Simeon erkende in Jezus het Heil en Licht der wereld:

Want mijn ogen hebben Uw heil aanschouwd,
Dat Gij bereid hebt voor het oog aller volken:
Een licht tot verlichting van de heidenen,
En tot luister van Uw volk, Israël. Lk. 2, 30-32.

Maar ook voorzag hij het lijden van Jezus en Maria. Eerst moest Jezus door zijn kruisdood de mensheid met God verzoenen; pas na zijn verrijzenis zou het Nieuwe Verbond in werking treden en zou Hij het goddelijke leven meedelen in en door zijn Kerk. Door zijn geboorte werd het Nieuwe Verbond nog slechts ingeluid.
Daarom stond heel het leven van Jezus gericht op Calvarië en was het één lange kruisweg, één groot offer. De opdracht in de tempel was de offerande, de kruisdood de consecratie, de verrijzenis de communie van zijn leven. Daarom legt de Hebreeënbrief Hem bij zijn geboorte de psalmwoorden in de mond:

Offers noch gaven hebt Gij gewild,
Maar een lichaam hebt Gij Mij bereid; –
Toen zeide Ik: Zie Ik kom,
Om Uw wil te volbrengen, o God! Hebr. 10, 5-7 (Ps. 40, 7-9).

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (4)