26. De profeet Elias en zijn tijd

“Ik heb vurig geijverd voor Jahweh, de God der heirscharen” 1 Kon. 19, 10.

1. De zonde woekert voort als onkruid.
Door de erfzonde is onze menselijke wil ten kwade geneigd, en ondanks de overvloedige genade van God vallen we steeds opnieuw in zonde. Maar God laat ons nooit in de steek; altijd blijft Hij bereid om te vergeven en te herstellen.
Aan Jeroboam had God beloofd, dat hij een David zou worden voor het Noordrijk, als hij trouw zou blijven. Maar hij en al zijn opvolgers zijn in de ogen van de gewijde schrijver slechte koningen, want: “ze deden kwaad in de ogen van Jahweh”.
Van Achab wordt zelfs gezegd: “Hij deed meer kwaad in de ogen van Jahweh dan al zijn voorgangers”. Uit handelsbelang trouwde hij met de beruchte Izébel van Sidon, voerde om haar de Bâaldienst in en roeide de priesters van Jahweh uit.
We zullen niet alle koningen van beide staten behandelen, maar slechts enkele, voor zover dat nodig is om het optreden van de profeten te belichten, die juist in deze tijd van godsdienstig en staatkundig verval gezonden werden.

2. Algemeen overzicht van dit tijdperk.
Het Noordrjk, Israël, was verreweg de grootste, vruchtbaarste en sterkste staat. Het werd echter verzwakt door bloedige twisten bij de troonopvolgingen: wel negen dynastieën in de 200 jaar van zijn bestaan! Godsdienstig kwam dit rijk het eerst en het ergst tot verval, zowel tot afgoderij als tot zedenbederf.
Het Zuidrijk; Juda, bleef trouw aan Davids familie, zodat de kroon van vader op zoon overging. Maar het was veel zwakker en had meer te lijden van de naburen. De godsdienst bleef er beter gehandhaafd; de tempel als enig heiligdom was een waarborg voor de zuiverheid van geloof en eredienst.
Het koninkrijk Juda vertegenwoordigde voortaan het ware Israël, hoewel ook hier afgoderij doordrong. Slechts van drie koningen wordt gezegd, dat zij het voorbeeld van hun vader David volgden: Asa, Ezekias en Josias, en dat in ruim 300 jaar!
In politiek opzicht kunnen we dit tijdvak aldus verdelen:
a) Eerst 60 jaar onderlinge strijd tussen beide broederstaten.
b) Dan een eeuw samenwerking tegen naburen, vooral tegen Aram.
c) Na 800 het opdringen der grootmachten, tot de ondergang van Israël door Assyrië in 721 en van Juda door Babylon in 586.
d) Tenslotte de Babylonische ballingschap van Juda tot 537.

3. Elias, de eerste grote profeet.
Zoals Jahweh in de tijd v66r David de Rechters zond om zijn volk van dë ondergang te redden, zo zond Hij in de periode van verval na de scheuring een reeks Profeten. Het waren geweldige persoonlijkheden, bezield met een heilige ijver voor de ware godsdienst, en daarom ook strenge boetepredikers.
De eerste van die reeks, Elias, is bij het volk een legendarische figuur geworden als onverschrokken voorvechter en redder van het Jahwisme in het Noordrijk. Zijn naam was al een strijdkreet: “Jahweh is God”!
Heel zijn leven heeft hij gevochten “met woorden als een gloeiende oven” tegen de Báaldienst, die Achab en Izébel invoerden. Hij staafde zijn godsspraken met opzienbarende wonderen, waarvan er meerdere ook in het N.T. vermeld worden. Bekend is vooral het godsoordeel tegen de Balpriesters.
Onder die Achab, die in vrede met Juda leefde, heerste er grote welvaart, weelde en onrechtvaardigheid jegens zwakken en armen. Als protest daartegen ging Elias gekleed in dierenhuiden en woonde als kluizenaar in een grot van de berg Karmel. Daar was een profetenschool, een soort gemeenschap van bedelmonniken, die zich toelegden op de studie der Wet en ook in het openbaar predikten.
Er staat in de Bijbel: “Elias voer in een stormwind ten hemel”; daarom verwachtte men hem terug als voorloper van de Messias.

Hoelang nog blijft gij op twee gedachten hinken?
Als Jahweh God is, dient Hem dan;
Is het Báal, dan moet ge Báal dienen. 1 Kon. 18, 21.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (27)