11. Het verbond tussen God en Israël

“Jahweh, uw God, heeft u uitverkoren onder alle volken” Deut. 7, 6.

1. Het voornaamste feit van de Heilsgeschiedenis.
Twee mensen, man en vrouw, kunnen met elkaar een band voor het leven aangaan, een huwelijk. Ook twee of meer volken kunnen een verdrag sluiten om samen te werken. Zo kan ook God een verbond sluiten met een persoon of een volk, en Hij heeft dat gedaan met het volk van Israël.
In de eenzaamheid verklaarde God zijn liefde aan het volk, dat Hij uit het slavenhuis had verlost, en nam het aan tot zijn uitverkoren bruid: “Gij zult onder alle volken mijn bijzonder eigendom zijn”. God wilde het vormen tot een heilig volk, dat in de heidense wereld de ware godsdienst zou beoefenen.
God had het Verbond reeds voorbereid met de aartsvaders, maar bij de berg Sinaï werd het plechtig gesloten door bemiddeling van Moses. Dat Verbond was een blijvende liefdeband tussen Jahweh en Israël, een verbondenheid in vriendschap en saamhorigheid, een levensgemeenschap als een huwelijk.
Dat Oude Verbond moest voorbereiding en voorafbeelding zijn van het Nieuwe, dat door Christus gesloten zou worden.

2. Een Verbond door Belofte en Wet.
Het was geen verdrag tussen twee gelijke partijen, maar een loutere genadedaad van God. Daarom stelde Hij alleen de voorwaarden vast voor die nieuwe verhouding, en wel door beloften en wetten. Van zijn kant beloofde Hij het volk te leiden naar het land van melk en honing en het overal te beschermen.
Maar God kondigde ook hun plichten af, vooral de Wet der tien geboden. Dat gebeurde onder een schrikwekkende openbaring van zijn majesteit, om, zoals Moses zei: “u zulk ontzag voor Hem in te ,prenten, dat gij nooit meer zondigt”. Het volk beloofde dan ook: “Alles wat Jahweh gezegd heeft, zullen wij doen”.

3. Het Verbond met bloed bezegeld.
Daarna werden er stieren geslacht en geofferd. Met dat offerbloed besprenkelde Moses het altaar als symbool van God, en heel het volk, zeggend: “Dit is het bloed van het Verbond, dat Jahweh met u gesloten heeft”., Tenslotte werd een offermaaltijd gehouden. Het Nieuwe Verbond zou met Christus’ eigen bloed bezegeld worden.

4. De Verbondswet of Tora.
De tien geboden waren een omschrijving van de natuurwet, die in de harten der mensen vervaagd was. Ze werden door Moses aangevuld met burgerlijke voorschriften, die hij ontleende aan de gewoonten van het volk en aan de wetten van andere volken.
Wellicht was heel die Mosaïsche wet (dus Ex. 20-23) op de stenen tafelen gegrift, op de voor- en achterkant. De wetzuil – in Susa gevonden en in Parijs bewaard – geeft er ons een idee van. Die is 2.25 m hoog en telt 282 wetsartikelen. De grootte der tafelen leidt men af uit die van de kist, waarin ze bewaard werden, de Verbondsark: 125 x 70 cm.
Vele wetten van Moses gelijken op die van koning Hammurabi, maar ze werden op hoger plan gebracht door afkondiging in de naam van God. Men moest ze dus onderhouden, omdat het Gods Wil was, en zich ook uit liefde innerlijk onderwerpen.
Die grondwet van Moses heeft meer dan duizend jaar het volk van Israël beïnvloed en het gevormd tot een echt volk van God. Volgens die Tora hebben koningen en profeten, priesters en oudsten rechtgesproken. Ook Jezus had er grote eerbied voor.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (12)