10. De uittocht uit Egypte

“Gij moet deze dag vieren van geslacht tot geslacht” Ex. 12, 37.

1. De instelling van het Paasfeest.
Pasen is een bevrijdingsfeest. Wij vieren dan geen bevrijding uit een aardse macht, maar uit de macht van onze ergste vijanden: duivel, zonde en dood, die door Christus overwonnen zijn.

Het Paasfeest bestond reeds vóór Christus bij Israël, maar toen was het de herdenking van de bevrijding uit slavernij en afgoderij in Egypte, voorafbeelding van onze Verlossing.
Het werd op Gods bevel door Moses ingesteld als het grootste feest van de eredienst. Op de avond van de 14e Nisan moest ieder gezin een lam slachten en dat eten in de nacht waarin de verderfengel (pest) zou voorbijgaan. Daarom wordt het in het Hebreeuws genoemd Pesach, Voorbijgang des Heren, in het Latijn: Pascha, bij ons Pasen.
Dat lam werd geslacht als offer voor de zonden van het volk en door het bloed op de deurposten zouden hun eerstgeborenen van de dood gespaard worden. Die kracht had dat offerbloed niet uit zichzelf, maar als zinnebeeld van het bloed van Christus, “het Lam Gods”, dat de zonden der wereld wegneemt (Jo. 1, 29).
De nuttiging van het lam was een offermaal; door de offering was het Gods eigendom geworden, maar God nodigde zijn volk ten maaltijd als teken van verzoening. Zo laat God óns het ware Paaslam eten in de Eucharistie, als onderpand van onze uittocht uit de dood der zonde naar het eeuwige leven.

2. De doortocht door de Rode Zee.
De kortste weg naar Kanaän – langs de zee – zou ongeveer een week duren, maar God liet het volk een grote omweg maken door de woestijn. Hij wilde die ordeloze, massa slaven door grote wondertekenen omvormen tot een geloofsgemeenschap, een Godsvolk. Men moest zuidwaarts trekken en door een uitloper van de Rode Zee. De oostenwind, “de adem van God”, dreef het water terug! Dat was het eerste .wonder, een teken van goddelijke redding en voorteken van onze verlossing door het doopwater. (ps. 114)

3. Brood uit de hemel en water uit de rots.
Door de meegevoerde kudden beschikte men over melk, kaas en wol, maar de voorraad brood raakte spoedig op. Daarom deed God een wonder dat 40 jaren duren zou. Er dauwde manna neer, witte korrels, fijn als rijp en zoet als honing. Volgens Jezus’ eigen woorden een symbool van het eucharistisch brood:

Voorwaar, Moses gaf u geen brood dat uit de hemel kwam,
maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel:
Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald. Jo. 6, 32v.

Om hun dorst te lessen, liet God water vloeien uit een rots, waarin St.Jan en Paulus de stroom van genade of goddelijk leven zien, die ons van Christus’ kruis toevloeit op onze tocht door de woestijn dezer wereld naar het hemels vaderland.

4. De uittocht van Israël, van Christus en van ons.

Alle wonderen zijn tekens van God met een diepe zin, dat zien we hier overduidelijk. De uittocht van Israël is voorafbeelding van Christus’ uittocht uit deze wereld naar zijn Vader en daarom ook van onze uittocht uit zonde en dood naar het beloofde land van het Rijk der hemelen. Dat kunnen we het best tekenen: (zie de figuur hierboven).

Ook ons Paaslam, Christus, is geslacht: laat ons feest vieren,
niet met het oude zuurdeeg van slechtheid en boosheid,
maar met ongedesemde broden van reinheid en waarheid. 1 Kor. 5, 8.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (11)