9. Voorbereiding der bevrijding

“God was zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob indachtig” Ex. 2, 24.

1. Gods molen maalt langzaam, maar fijn.
Wij mensen trachten onze idealen zo spoedig mogelijk te verwerkelijken, omdat we maar kort leven. God echter is eeuwig en bereidt zijn doeleinden heel langzaam voor.
In vier lange eeuwen heeft God de 70 man van Israël laten uitgroeien tot ongeveer 70.000 (Het getal in Ex. 12, 37 : 600.000 moet wel een verschrijving of overdrijving zijn.) De eerste belofte van God: – een groot volk – was toen vervuld.
Daarna ging God de tweede belofte vervullen: het volk naar Kanaän voeren. Ook dat ging langzaam; met de voorbereiding mee duurde het een eeuw. En dan moesten ze dat land nog veroveren en bezetten; dat duurde nog langer.
Het tweede tijdperk der Heilsgeschiedenis begint rond 1300 vóór Chr.

2. De verdrukking van het volk in Egypte.
De Israëlieten waren in die eeuwenlange wachttijd verflauwd in hun geloof en ten dele tot afgoderij vervallen. Daarom moesten ze eerst boeten voor hun ontrouw en weer vuriger worden. Daarvoor liet God hen lange tijd onderdrukken. De Aziatische overheersers van Egypte, die hen beschermden, waren weer verdreven door de inheemse koningen. Dezen maakten zich bezorgd over de snelle aanwas der Israëlieten die ook Aziaten waren. Dat werd gevaarlijk voor het nieuwe rijk! Vooral Ramses II (Ra-moses = Zonnegod-zoon) onderdrukte hen door zware dwangarbeid.
Maar nood leert bidden. De Israëlieten werden daardoor godsdienstiger, kregen meer saamhorigheidsgevoel en gingen naar bevrijding verlangen. Dat was de voorbereiding van het volk; hun verdrukking was een beeld van de ellende der erfzonde, waaruit Christus ons verlossen zou.

3. De vorming van Moses tot het leiderschap.
Als de nood het hoogste is, is de redding nabij. God koos voor die bevrijding van zijn volk weer een bijzondere medewerker, als voorafbeelding van Christus, en dat was Moses, die evenals het Kind Jezus wonderbaar van de dood gered werd.
Maar God had geen haast. Eerst moest ook Moses persoonlijk voorbereid worden op zijn grote taak, en wel door opvoeding aan het hof en door afzondering in de woestijn. Aan het hof leerde hij lezen en schrijven en “alle wijsheid der Egyptenaren”, waardoor hij geschikt werd tot leider en wetgever van zijn volk, want hij bleef trouw aan de ware God. De farao leidde zijn eigen tegenstander op!
Uit de luxe van het paleis moest Moses als balling wegvluchten naar de barre Arabische woestijn. op zijn zwerftochten als herder leerde hij de geheimen daarvan kennen, wat hem later bij het leiden van zijn volk van pas zou komen. In die eenzaamheid verdiepte zich ook zijn geloof en werd hij een willig werktuig in de hand van God om diens plan te volvoeren.

4. De roeping van Moses in de woestijn.
In de ontzagwekkende natuur rond de berg Horeb (= Sinaï) had een geweldige ontmoeting plaats tussen God en mens. God openbaarde zich aan Moses in het brandende braambos als “de God van Abraham, Isaäk en Jakob” en droeg hem op, het volk weg te voeren naar het beloofde land.
Aan de Aartsvaders had God zich de Almachtige (El Shaddai) genoemd. Nu openbaarde Hij zijn heilige naam: “Jahweh”, dat is: “Ik ben die Ik ben”. Deze naam is peilloos diep van betekenis: alleen Jahweh bestaat werkelijk, andere goden bestaan niet, zijn hersenschimmen. In die naam ligt het volmaakte Monotheïsme besloten. Maar het betekent ook: “Ik ben bij u, met u, Ik ben uw helper”, zoals God zelf verklaart in Gen. 6, 1-8. Hij is dus de God van Israël, de God van de Belofte en van het Verbond, op wie het volk altijd kan rekenen!

Uit eerbied spraken de, latere Joden die Godsnaam niet meer uit en lazen in plaats daarvan Adonaï, de Heer. En doordat men in het Hebreeuws geen klinkers schreef, ontstond zo de verkeerde lezing van de medeklinkers J H W H als Jehowah.

5. De tien plagen van Egypte.
Om het verzet van de farao te breken, zond God tien rampen. De Egyptenaren werden daardoor gestraft voor hun afgoderij en vervolging, de Israëlieten echter versterkt in hun vertrouwen op Jahweh en op diens afgezant Moses.
Zulke natuurrampen komen daar meer voor, maar die opeenvolging binnen een jaar en dat op het woord van Moses en zonder dat Israël getroffen werd, was duidelijk een goddelijk ingrijpen.

Deze Moses, dien de Israëlieten verloochenden,
hem heeft God als hoofd en verlosser gezonden. Hand. 7, 35.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (10)