36. Herstel onder Nehemias en Esdras

“Komt, laat ons Jeruzalems muren herbouwen” Neh. 2, 17.

1. Een sterk gezag is noodzakelijk.
Dat de bisschoppen waarschuwen tegen het gemengde huwelijk als een gevaar voor het godsdienstig leven, is niets nieuws. Reeds de profeet Malakias heeft er tegen gepreekt. Maar preken alléén was niet voldoende.
De herstelde tempeldienst had niet veel zedelijke verbetering gebracht; er waren in die verwarde samenleving na de terugkeer vele misbruiken ingeslopen, zowel op godsdienstig als op maatschappelijk gebied. De priesters waren nalatig en het volk lauw. Het ontbrak de joodse gemeenschap aan een krachtdadig gezag, maar God liet zijn volk ook nu niet in de steek.

2. Staatkundig herstel onder Nehemias.
Waarschijnlijk was de priester-schriftgeleerde Esdras reeds met een godsdienstige hervorming begonnen, maar hij ondervond veel tegenkanting. Er was een krachtfiguur nodig om alle verzet te breken. En die zond God in de persoon van Nehemias, de joodse opperschenker aan het Perzische hof. Ongeveer een eeuw na de bevrijding kwam hij als stadhouder van de koning naar Jeruzalem om daar de orde te herstellen.
Zijn komst bewerkstelligde wonderen: binnen twee maanden werden de muren der stad weer opgebouwd. In onbaatzuchtige ijver voor Jahweh dreef hij als een dictator allerlei sociale en godsdienstige, hervormingen door, o.a. de herindeling van het volk over stad en land, en de heiliging van de sabbat. Toen vertrok hij weer naar Susa, maar kwam twaalf jaar later nog eens terug.

3. Godsdienstig herstel onder Esdras.
De strenge Esdras maakte de Wet van Moses weer tot grondslag van de joodse samenleving. Alle leiders, oudsten en priesters moesten trouw zweren aan de Tora; heidense vrouwen en kinderen werden weggestuurd; de diensten der priesters nauwkeurig geregeld, kortom: alle joodse zeden en gebruiken werden in ere hersteld. Hier ligt reeds de kiem van het latere farizeïsme.
Maar weer kwam er tegenwerking van lauwe lieden. Zelfs enige priesters verzetten zich tegen de hervorming en vertrokken naar de Samaritanen, waar zij op de berg Gerizzim een tempel bouwden: Sikem werd aldus een concurrent van Sion!
Waarschijnlijk preekte in deze tijd de profeet Joël, die dan de laatste geweest is vóór Johannes de Doper. Hij kondigde aan: “de Dag van Jahweh”, het oordeel Gods over de wereld door de komst van de Messias en de H. Geest. “Daarna stort Ik mijn Geest uit over alle vlees.” (Joël 3, 1)

4. De joodse gemeenschap na Esdras.
Over de eerste eeuwen na Esdras staat in de Bijbel bijna niets opgetekend; blijkbaar is er niets bijzonders gebeurd. Judea was een kleine provincie van het Perzische rijk en genoot onder de stadhouders een betrekkelijke zelfstandigheid.
Als godsdienstige gemeenschap werd Judea bestuurd door de hogepriester, later bijgestaan door het Sanhedrin, de Hoge Raad, die 70 leden telde, priesters, oudsten en schriftgeleerden.
In die eeuwen hield deze “Rest van Israël” zich buiten de grote politiek en leefde streng afgescheiden van de heidenwereld als het volk van God. Door de nauwe band tussen ras en godsdienst, tussen burgerlijke en godsdienstige wetgeving, ontwikkelde zich een echte Kerk-staat of priesterstaat.

5. Het ontstaan van de Wijsheidboeken.
De Judeeën of Joden voelden zich nu de enige dragers van het beloofde heil en gingen zich bezinnen op Gods bedoelingen. Men overwoog de lotgevallen van Israël onder de leiding van Jahweh en voltooide de beschrijving daarvan in het Oude Testament.
Door priesters en schriftgeleerden werden nog enkele ,Geschriften” aan de Bijbel toegevoegd, vooral beschouwingen over de Wet. Daarbij werd de wijsheid van het oude Oosten in het erfgoed van Israël opgenomen; daarom heten deze geschriften: “Boeken de Wijsheid”. Ook het boek der Psalmen werd voltooid, waarbij een meer persoonlijke vroomheid tot uiting kwam.
Uit deze tijd stamt ook het boek Job met beschouwingen over de zin van het lijden. Job was een legendarische figuur uit de oertijd, beroemd als voorbeeld van rechtschapenheid en geduld. In prachtige gedichten disputeert hij met drie vrienden over het probleem: hoe is het lijden der vromen te rijmen met Gods rechtvaardigheid? Zijn oplossing is tenslotte: men moet zich in het geloof buigen voor Gods ondoorgrondelijke wijsheid.

Wie zou de Voorzienigheid duister maken
Door woorden zonder verstand?
Ik heb dus zonder inzicht gesproken,
Over dingen, te wonderbaar voor mijn begrip! Job 42, 3.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (37)