17. De eerste rechters in Israël

“Ze verlieten Jahweh, de God hunner vaderen” Recht. 2, 12.

1. Onze menseljke zwakheid.
Jezus heeft eens gewaarschuwd: “De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” Wij maken wel goede voornemens, maar er komt dikwijls zo weinig van terecht. Door de zwakte van ons geloof zijn we vaak niet bestand tegen de verleiding van onze omgeving. Dat zien we ook in het Oude Verbond.
Na de dood van Josue hebben de Israëlieten hun belofte van trouw niet gehouden. Er volgde een ijzeren eeuw van godsdienstige inzinking en verwarring. Er was geen opvolger voor Josue aangesteld en zo ging de eenheid van het volk verloren. De stammen waren van elkaar gescheiden door heidense gebieden en gingen alle hun eigen gang. Doordat ze de afgoderij niet uitgeroeid hadden, werden ze er zelf door aangetast.
Het boek der Rechters vermeldt uit die 150 jaar slechts enige losse verhalen om duidelijk te laten uitkomen, dat ontrouw ellende meebrengt, maar berouw tot redding leidt. Niet alles is strikt historisch.

2. Langzaam verval tot afgoderij.
De Israëlieten gingen zich nu ook op landbouw, wijnoogst en handel toeleggen, en in plaats van tenten huizen bouwen. Dat leidde tot contact met de inheemse bevolking, tot gemengde huwelijken, heidense opvattingen en gebruiken. Dat was juist het gevaar, waarvoor God hen gewaarschuwd had.
Het godsdienstig verval kwam geleidelijk. Eerst ging men op de heidense offerhoogten en onder de “heilige” bomen offers opdragen aan Jahweh, die hun dit land geschonken had. Later gingen ze naar heidens voorbeeld afbeeldingen van God maken, voorstellingen als, mens of dier. Tenslotte ging men voor de veiligheid ook de goden van het land vereren en zelfs kinderen offeren om vruchtbaarheid af te smeken.

3. Het thema van de rechterverhalen.
De Bijbel zegt dat Jahweh zijn volk tussen de afgodendienaars gelaten heeft om het op de proef te stellen. Maar…
a) Israël bezweek voor de verleiding en verviel tot afgoderij;
b) Jahweh strafte het volk door vijanden, die het verdrukten;
c) in zijn ellende kwam het volk tot inkeer, berouw en boete;
d) dan zond de barmhartige God een redder ter bevrijding.
De algemene gedachtegang is dus: afval-straf-boete-redding. Die bevrijders noemde men Rechters. Het waren moedige mannen, door de geest van Jahweh bezield, die het volk opriepen tot berouw en boete, geloof en vertrouwen, en een heilige oorlog voerden om met Gods hulp de vijanden te verdrijven.
Het waren dus geen gewone rechters, want rechtspreken was de taak van priesters en ouderlingen. Maar na een overwinning bleven ze meestal één of meer stammen besturen en spraken dan ook recht. Er worden er twaalf vermeld, bij verschillende stammen, maar van sommigen is alleen hun naam opgetekend.

4. Het heldenverhaal van Debora en Barak.
De vlakte van Esdrelon was nooit van heidenen gezuiverd. De stam Issakar verviel er tot afgoderij en werd verdrukt door Sisara. Men was weerloos en moedeloos. Wat kon men met knots en slinger beginnen tegen ijzeren strijdwagens?
Als een Jeanne d’Arc riep de profetes Debora andere stammen te hulp om onder aanvoering van Barak te strijden. Slechts enkele deden mee, maar God hielp wonderdadig. Een ooggetuige dichtte een woest overwinningsgezang: het lied van Debora, “de moeder van Israël”. Het klinkt niet erg christelijk, maar werd ingegeven door vurige geloofsijver.

5. Het wondervolle verhaal van Gedeon.
Israël werd ook dikwijls geteisterd door Bedoeïenen, die in de oogsttijd strooptochten hielden en alles vernielden. Ze kwamen uit de woestijn de Jordaan over naar de vlakte van Esdrelon. Door het wonder met de vacht moedigde God Gedeon aan tot de strijd. Na de overwinning bood men hem het koningschap aan, maar hij weigerde. De tijd was er nog niet rijp voor. Maar feitelijk regeerde hij toch over de Josefstammen. Zijn zoon Abimelek wierp zich als koning op, maar werd gedood.

Zo mogen omkomen al uw vijanden, Jahweh!
Maar die U liefhebben, mogen zijn
Als de opgang der zon in haar kracht! Recht. 5, 31.

Terug naar het overzichtNaar het volgende hoofdstuk (18)